Op 2 Oct. 1944 werd de Kerk van Oirschot in brand geschoten; ’s morgens zag ik door een verrekijker dat de toren reeds lelijk gehavend was en groote stofwolken stegen er bij iederen granaat, die insloeg, uit op. Om kwart voor een, zag ik buiten, dat het dak van de kerk brandde, groote hooge vlammen stegen er uit op , toen ik ongeveer 1 ½ uur naar Oirschot reed, zag ik onderweg, dat na de inslag van een granaat de bovenste gedeelte van den toren omlaag stortte, een ontzaglijke stofwolk steeg omhoog en het was alsof het bovenste gedeelte een halve slag omdraaide, en zoo viel de reus, nadat hij eeuwenlang de trots was geweest van de Kempen.
Ik ging naar Oirschot en zag hoe de Kerk, helemaal uitbrandde. Ik ging naar de pastoor van Oirschot en condoleerde hem met het verlies van de schoone koorbanken en het afbranden van de kerk, terwijl ik bij hem was, werd er druk gemitrailleerd door de Engelschen op Oirschot, zoodat we , uit voorzichtigheid naar den kelder moesten, toen het voorbij was, ging ik terug met pater Erkens van de Monfortanen, die gedurende de 5 weken mijn assistent was, deze moest enkele keeren dekking zoeken voor het mitrailleur-vuur
Een sombere dag
Op 3 Oct 1944; kwam bevel van de Duitschers, dat Oirschot dorp moest evacueren naar Haaren of Oisterwijk en wel voor 12 uur. De uittocht begon en een lange stoet menschen trok in de richting Spoordonk. De zusters Carmelitessen van “Blijendaal” te Oirschot, nodigde ik uit om op de pastorie te Spoordonk te komen, 20 zusters kwamen om 12 uur daar aan. 6 van deze zusters waren geëvacueerde uit Egmond, en van deze 6 zusters waren er drie, die bestemd waren voor de Carmelstichting in IJsland.
2 zusters Franciscanessen, die op doortocht waren naar Oisterwijk, kwamen bij mij uitrusten, want zij konden niet meer loopen, zij zijn later door A. van Esch naar Oisterwijk gebracht met de kar.
Klokslag 2 uur zongen de zusters Carmelitessen de Vespers van het feest v.d. H. Theresia in de kerk.
Pastoor de Vries uit Oirschot en beide kapelaans Hendrik van Gestel, mijn heerbroer en kapelaan Jan van Lierop uit Vught, kwamen bij mij even uitrusten voor zij verder trokken, naar Oisterwijk en Haaren, ongeveer 500 menschen uit Oirschot gingen naar Haaren met kapelaan van Gestel, en 400 menschen naar Oisterwijk met pastoor de Vries en kapelaan van Lierop.
De overige 3000 +/- menschen uit Oirschot bleven in den namiddag in Spoordonk hangen en bleven daar tot het einde van de bezetting door de Duitschers; er waren sommige boeren, die 80 a 90 menschen hadden gehuisvest. Er waren onder de geëvacueerden ook nog veel menschen uit Best. Zij vonden allen bij de Spoordonkse menschen een goed onthaal.
Alles te samen was die 3e October een sombere dag, en vanwege het regenachtige weer alsmede vanwege den langen stoet van vluchtelingen, met handwagens, karren, kinderwagens, zieken en oude van dagen, liggende boven op volgepropte karren met beddegoed en huisraad.
De zusters Carmelitessen, vonden een tehuis op de slaapkamer van den pastoor en de groote logeerkamer, later moesten ze naar de groote zaal, en ook al eens naar den kelder en de kerk.
Zij sliepen allen op den blooten vloer, met hun bagage aan kleeren, als hoofdkussen.
De logeerkamer wordt ontvang en eetkamer, en slaapvertrek voor 7 zusters, de pastoorsslaapkamer is slaapkamer voor 13 zusters, terwijl de derde logeerkamer wordt gebruikt voor berging van eet en linnen voorraad.
Vijf H. Missen in de kerk
5 Oct. Er waren vijf H. Missen in de kerk, die propvol was met Spoordonksche en geëvacueerden.
De zusters gingen ’s morgens om 6 uur naar de kerk, terwijl het donker was en volgden alle
H. Missen, soms tot 9 uur en later. Eerst om 11 uur aten zij.
De buitenzusters werkten in hun vrijen tijd in den tuin, andere slotzusters veegden iederen dag de kerk en sacristie en verstelden de passanten of de kleeren van de pastoor, anderen sneeden de eigenteelttabaks bladeren voor den pastoor, weer anderen plukten de appels en peeren, anderen werkten mee in de leuken voor het middagmaal. Sien de huishoudster hielp de zusters mee met het koken.
De eerste dagen ging Zuster Maria en Zuster Josephina nog een ander halen naar het klooster, om dit in veiligheid te brengen. Dit ging soms met levensgevaar gepaard, daar het voortdurend granaten regende op Oirschot.
’s Avonds ging de pastoor of de pater assistent, na het souper, altijd een bezoek brengen bij de zusters, wanneer zij recreatie hadden, bij een heel klein nachtpitje zaten de zusters dan langs de muren van de kamer, maar waren niet tegenstaande de sombere dagen, steeds opgeruimd.
De spiegels van de wastafels hadden zij met doeken bedekt, daar mochten zij niet in kijken.
’s Avonds om 8 ½ uur gingen zij met dat kleine nachtpitje een laatste bezoek brengen in de kerk.
Kortom hun dag orde van het klosster ging gewoon door, alleen behoefden zij geen silentium te houden.
Behalve de zusters Carmelitessen, waren nog op de pastorie gehuisvest, Jan van den Boomen met zijn vrouw en 2 kinderen, de familie van den Boomen, moeder met 4 dochters, J Goossens en zijn vrouw, allen uit Oirschot, later kwam daar bij nog pastoor de Vries.
’s Nachts was het er drukker, in de kelders sliepen soms 60 tot 78 personen, gedeeltelijk in bedden anderen op stroo.
De zusters kwamen niets te kort, A. v. Esch bracht ze aardappelen, melk en meel, ze hadden het thuis nooit zoo goed gehad, zeiden ze.
Artsen spreekuur in de pastorie van Spoordonk
Vanaf 18 Oct – 21 October hielden Docter Hagemeyer en den Tandarts hun spreekuur in de pastorie van Spoordonk, doch bij het eerste beschieting van Spoordonk’s kerk op Zaterdag 21 October hield dit op. De patiënten durfden niet meer komen, vanwege de mogelijke granaten.
De H. Missen werden vanaf Zaterdag 21 Oct. Tot ’s Maandags 23 October gelezen achter in de kerk en in de Bernadette kapel, de kerk was toen wegens het gevaar van beschieten voor de gelovigen gesloten. Uit voorzichtigheid gebruikten wij het ontbijt en het middageten ook achter in de kerk, onder het zangkoor, aldaar hadden we een tafel tegen den dikke buitenmuur gezet, want de keuken of andere vertrekken waren te kwetsbaar.
Eerste granaten op de kerk
Op Zaterdag 21 October, kwamen de eerste granaten op kerk, toren en pastorie gevallen. Ongeveer kwart over elf, hoorde ik, dat de granaten dichterbij kwamen. De eerste vielen nog in den tuin. Direct waarschuwde ik het personeel, de evacués en vooral de zusters Carmelitessen, die boven zaten.
Aanstonds gingen zij allen naar den grooten kelder, met een 30 tal personen. Nog geen 5 minuten, nadat wij in den kelder waren, sloeg de eerste granaat op de pastorie in, door het dak aan den achterkant, boven mijn slaapkamer. De scherven sloegen door het plafond van de slaapkamer, door den vloer van de slaapkamer, door het plafond boven de eetkamer en een bleef steken in de tafel.
Het was dus niet te vroeg, dat de zusters de slaapkamer hadden verlaten. Terwijl we in den kelder zaten, hoorden we de granaten, boven onze hoofden inslaan, een kwam terecht op het kleptorentje en sloeg een gat in het betonnendak, 2 andere granaten sloegen in op de kerk, een boven den biechtstoel en een boven het priesterkoor, juist achter den triumphboog, in den rechterhoek, 2 andere granaten kwamen terecht aan de zuidkant van den toren, de overige 10 a 15 granaten kwamen terecht in den tuin, op het kerkhof en voor op het terrein; enkele scherven gingen nog door de ramen van de zaal.
Grootste schade was aan glas en ramen. Toen we na een half uurtje weer uit den kelder kwamen, waar de pastoor de generale absolutie had gegeven, tijdens de beschieting, zagen we de pastorie vol stof en vuil. In den hoop dat er niet meer geschoten zou worden, ruimden we alles weer netjes op, doch de zusters mochten boven niet meer verblijven en verhuisden nu naar achter in de kerk, onder het zangkoor, daar werden vloerkleden op stroo gelegd, voor legerstede, daar werd nadat het Allerheiligste uit de kerk werd gehaald, ook gegeten en geconserveerd.
Achter in de kerk werd een nood altaar opgeslagen, waaraan des Zondags 22 October H. Missen werden gelezen.
Zaterdag ’s middags omstreeks 5 uur vielen er nog 5 a 6 granaten, doch zij troffen geen doel, deze brachten schade toe aan enkele huizen. Zaterdags dacht ik, kerk, toren en pastorie zullen hetzelfde lot ondergaan als de kerk in Oirschot en het zou zoo geweest zijn als de Duitschers nog een week langer hadden gebleven.
Duitschers willen ook in de kerk schuilen
Zondagavond 24 October , kwam een officier vragen of er ook een schuilkelder was onder de sacristie, zo niet, dan zou er de volgende dag een gemaakt worden, voor de manschappen, die op den toren de wacht moesten houden. De kerkdeuren moeten des nachts open blijven, dit vonden de zusters Carmelitessen, die onder het koor sliepen, niet erg prettig. Gelukkig vertrokken de Duitschers des nachts allemaal.
Zusters slapen onder het zangkoor
De Zusters Carmelitessen gingen Zondag’s 22 Oct weer terug naar de pastorie en namen haar intrek in de zaal, maar sliepen ’s nachts nog in de kerk onder het zangkoor.
Duitschers vertrokken
Maandag 23 October Doch gelukkig hoorden wij, bij het opstaan, dat de Duitschers, waren vertrokken, en dat de wacht op de toren ’s nachts de telefoondraden hadden opgerold en vertrokken waren.
Nog zondag ’s avonds kwam mij een officier vragen of de sacristievloer, niet kon worden opengebroken, want zij wilden er ’s Maandags een schuilkelder maken, voor de torenwacht.
Ook waren een paar officieren naar den kelder komen zien, en hadden gezegd, dat deze kelders gevaarlijk waren voor de menschen tijdens de beschieting, met de bedoeling natuurlijk, ons er uit te jagen, en er zelf in te kruipen.
Ze hebben gelukkig den tijd niet meer gehad, want zonder die kelders, hadden we de pastorie niet kunnen bewonen.
Eerste Engelschen aan de pastorie
Dinsdag 24 October, ’s middags om 2 uur kwamen de eerste Engelsche soldaten aan de pastorie. Het waren er drie. Ze kwamen vanaf de kapel van den H. Eik en behoorden tot een verkenningsgroep. Ze vroegen of er nog Duitschers te zien waren , en er waren nog enkele over de brug.
Ik zei, tegen hen, dat ze den Commandant moesten laten weten, dat er geen Duitschers meer op den toren waren, en dus verdere beschieting doelloos zou zijn. Het volk van Spoordonk liep ten hoop toen zij de Engelsche soldaten zagen. De Engelschen keerden weer naar het kanaal terug om rapport uit te brengen.
Omstreeks 5 uur kwamen de eerste tanks vanuit Oirschot Spoordonk binnen en werden door velen toegejuicht. Aan de brug werd haltgehouden en de pontonniers hadden voor den avond nog een nieuwe brug gelegd. ’s Avonds kwamen enkele Engelsche officieren informeren of er nog Duitschers waren over de brug en of zij hier en daar langs den weg mijnenvelden hadden gelegd. Mijn heerbroer wist hen te vertellen dat tussen Spoordonk en Moergestel bij een boerderij enkele mijnen waren gelegd. Op de stafkaart van de officieren duidde hij aan waar ze ongeveer lagen.
Woensdag 24 October rolden de zware tanks van de Engelschen reeds over de brug. Oirschot en Spoordonk waren bevrijd. Het was indrukwekkend, al die zware tanks voorbij zien trekken. ’s Avonds weren enkele zware kanonnen opgesteld achter op den vloeddijk. Met oorverdovend lawaai schoten die kanonnen in de richting van Moergestel. Intussen reden de tanks en andere wagens in een eindeloze stoet den weg naar Moergestel op.
Spoordonk ontruimt
Maandag 25 October Ook moet nog vermeld worden dat Zaterdagavond de secretaris kwam boodschappen dat Maandag 25 Oct. Heel Spoordonk zou moeten ontruimen tot aan de Broekstraat, van te voren was reeds Spoordonk geëvacueerd wat betreft de Lubberstraat en de Kapelweg. De bedoeling was duidelijk om geheel Spoordonk te evacueren. Het heeft niet mogen zijn, gelukkig, het vurig gebed tot O.L. Vrouw van den H. Eik bracht de redding.
Spoordonk zat vol geëvacueerden uit Oirschot en Best ongeveer 4000, er waren menschen bij die reeds twee of driemaal hadden moeten vluchten.
Zooveel als in Oirschot-dorp werd wel niet geplunderd, maar menigeen, verloor een koe, paard, varken en vooral kippen, die door de Duitschers werden geslacht.
De H. Mis werd ook gelezen door verschillende paters, door 2 paters werd de H. Mis gelezen bij Jan van de Schoot, bij Martinus Rijnen op ’t Geeneind en bij Jan Roefs op den Kattenberg.
De menschen, die, toen de brug van Spoordonk met dynamiet geladen was, niet meer naar de kerk mochten komen, waren toen schoon geholpen.
In de nacht van Zondag 24 Oct. Sprong de brug van Spoordonk maar, daar molenaar van Esch, het water had opgehouden, waren verschillende pakjes dynamiet in het water terecht gekomen, zodoende dat maar twee ijzeren balken de lucht in vlogen en de brug maar weinig gelden had.
Maandag 25 October , was Oirschot niemandsland, er waren geen Duitschers en geen Engelschen te zien. De Engelschen vanuit Best wilden oprukken wisten niet dat de Duitschers weg waren en maakten aanstalte om met artillerievuur Oirschot geducht te beschieten.
Een boodschap van onze secretaris van Helvoirt naar de Engelschen had dit gelukkig voorkomen, want anders had Oirschot voor een groot gedeelte verwoest geworden.
Ons Heer weer in de kerk teruggebracht
Woensdag 24 October, werd Ons Heer weer in de kerk teruggebracht en werd de H. Mis weer aan het Hoogaltaar gelezen, we hadden toch enige vrees, dat de Duitschers terug zouden schieten op de Engelsche troepen, doch dit gebeurde maar een enkele keer.
Alle loge’s op de pastorie maakten zich gereed om te vertrekken, maar vanwege de groote drukte op den weg, mochten zij nog niet naar Oirschot terug. Ik had echter bij den secretaris, M v. Helvoirt, een bewijs gekregen, dat de zusters naar den Carmel Zaterdag 27 October konden terug keeren, doch langs een binnenweg.
Oorlogsmonster voor Spoordonk voorbij
Zaterdag 27 October, nadat zij ’s avonds te voren in verzen afscheid hadden genomen, vertrokken zij. Drie boerenwagens van A. v. Esch, P. Roefs en A. Pijnenburg, waren daarvoor besteld, zoo vertrokken zij, den Heer dankende, dat zij het zoo goed hadden gebracht. Zij reden eerst naar de kapel van den H. Eik, en zongen daar het Magnificat, daarna bewonderden zij de schoone omgeving van de kapel.
De familie van den Boomen, Sien de huishoudster en de kleine 2e meid, Maria van de Schoot waren met hen meegegaan. Onderweg werden verschillende Hollandsche en godsdienstige liederen gezongen. Bij het klooster der Franciscanessen gekomen, werden nog 3 zusters van den Carmel opgeladen, die aldaar vertoefd hadden in de belegeringsdagen. Het was een blij wederzien. Intusschen had ik den rector v. Berkel, die ziek was, even bezocht.
In het klooster van den Carmel gekomen, gingen we alles nog eens bezichtigen, want nadien mochten we er niet meer in.
Middelswijl waren de timmerlieden begonnen met de gaten van pastorie en kerk te herstellen, het werk was nogal eens gauw gebeurd. Daar ik niet genoeg pannen had, haalde ik deze van het afdak van de school, die wel zoo lang zonder pannen kon staan.
De loge’s vertrokken nu, de een na de ander, weer naar Oirschot, de kelders werden weer leeggeruimd, en alles kreeg op Spoordonk, ofschoon langzaam, weer het gewone aanzien terug. Ook de geëvacueerden bij de boeren, keerden spoedig weer naar hun leeggeplunderde huizen in Oirschot terug. Het oorlogsmonster was voor Spoordonk voorbij.
Gelukkig weinig slachtoffers in Spoordonk
Alles te samen genomen, was er Spoordonk bijzonder goed afgekomen. Slechts een boerderij, van Jan Rijnen, die door de Engelsche vliegtuigen in brand geschoten was, en een doode, Hendrik Erven, een jongen van 14 jaar, die op den toren van de Heuvelsche Kerk in Tilburg op een mijn liep, vielen te betreuren. Er was nogal wat vee gestolen bij de boeren, maar aan huisraad en andere artikelen was niet veel gestolen.