’n Prachtige najaarsmorgen! En de klok een uur terug, maar we doen er nog niet aan mee, want bij de Paters doen ze ’t ook niet, en anders raken we met de H.Missen in de war. Ondanks de voorteekenen van gisteren avond is er vannacht niets gebeurd en hebben we rustig geslapen. In plaats van klokkengelui worden we op tijd gewekt door de mitrailleurs. Bewonderen de schutters ook dezen heerlijken morgen? ’t Is nogal een fiksch gevecht, uit de richting Best-Liempde en niet zóó ver weg. Zouden de Engelschen over de spoorlijn proberen te komen? Volgens een radio-bericht zou de Engelsche Hoofdmacht in Bladel zijn en zich daar splitsen naar Tilburg en Eindhoven. Generaal Eisenhouwer zou de bevolking van Brabant moed en vertrouwen hebben ingesproken, dat dit gebied zoo belangrijk is in de
strategie; dus dat het in hoofdzaak om onze bevrijding gaat, en dit moet niet ten koste van menschen en materiaal gaan. Wanneer ze met Den Bosch en Tilburg den driehoek dicht maken, dan is onze bevrijding maar een klein kunstje, maar dat duurt nog wel enkele dagen. Dat is echter voor de Duitsche legerleiding geen bezwaar. Intusschen is ’t hier voor de burgerbevolking een verschrikkelijk afwachten en komen er dagelijks doode en gewonde burgers bij, om niet te spreken van de ellende, met zoozeer de honger, die de menschen ondergaan, bij elkaar gepakt in kleine en groote boerderijen en schuren en stallen. En je vraagt je af hoe ‘t moet gaan, wanneer we zóó den winter in moeten, terwijl het toch ’s nachts al steeds kouder begint te worden. Lieve Vrouwke, Lieve Vrouwke, sta ons toch bij, help ons! Maar de morgen, die zoo stralend begon, brengt pech. Hertha is weg (de hond, red.)! We zoeken en fluiten overal, maar zij is niet te vinden en ik geef ’t op. De mogelijkheid bestaat, dat ze alleen naar huis is geloopen, maar ik betwijfel ‘t; ’t is nog zoover van ’t dorp af. Ik krijg er kwaden zin om, nu bovendien tijdens mijn zoeken al ’t waschwater voor Annemieke verdwenen is. ’t Is Maandag: waschdag!! ’t Kost me even moeite, maar een doordringende aanval op onze toren bombardeert ook deze kleine speldenprik in mijn gemoed weg. Ik kleed Annemieke aan en ga een eindje met de kinderen wandelen, doch kom onderweg op ’t idee om Martha Heijms, die als zieke bij de Paters is ondergebracht, te gaan bezoeken. Onderweg staan we tweemaal stil om ’t beschieten van den toren te bekijken. ’t Gaat er verschrikkelijk oplos. Martha is erg blij met mijn bezoek. Om half één waarschuwt iemand met een verrekijker, dat er rook komt uit de kerk bij ’t kleine kleptorentje. Inderdaad bemerk ik ’t zelf met het bloote oog. Zou ’t werkelijk waar kunnen zijn? Waarachtig! Ik zie zelf een vlam omhoog schieten. Mijn Jezus, barmhartigheid! Spaar Uw woonsteden! Lieve Hemel, de vlammen worden grooter en grooter; ’t is ontzettend: onze prachtige, mooie, oude, trotsche kerk in vlammen! Wat een kostelijk bouwwerk en wat een kostbare inhoud gaat daar verloren! En toch, de toren staat er nog, er wordt op ’t oogenblik niet op geschoten. Na een uurtje meenen we, dat het dak van de kerk al is ingestort, want de vlammen worden minder en we zien geen kerk meer, alleen nog de toren met wat rook. Dan, om half drie een granaat, hij treft den toren in zijn hart en ziedaar: de sterke valt. ’t Grijpt ons allen aan: nooit, nooit zullen we dit sieraad terug krijgen. Een afschuw om opnieuw voor deze ellendige, niets ontziende oorlog. Welke partij heeft daar nu schuld aan? Mogelijk alle twee wel, maar ons onschuldige dorp moet er voor boeten. Kees Kemps met Pieter zijn naar den mulder en komen terug met Hertha en berichten uit ’t dorp. Gelukkig dat Hertha terug is. ’t is een pak van mijn hart. Zij was toch warempel naar huis geloopen!! Zij troffen Frans met Hertha aan bij de boterfabriek en hij gaf haar mee naar ’t Huufke terug. De kerk is heelemaal weg, niets is er van over dan ’t Maria- en ’t St. Odulphusaltaar, de beide beschermers van Oirschot en Best. Men heeft nog geprobeerd te blusschen en een en ander uit de kerk te redden, doch tijdens deze bezigheden is nog 1 persoon gedood en 1 zwaar gewond geraakt door granaatscherven. Om 6 uur zien we weer links van ’t overblijfsel van den toren een nieuwe brand. We weten nog niet wat dit is. Op Spoordonk is vanmiddag de boerderij van Piet Bos afgebrand. En dan komt om 7 uur bericht, dat Morselare in Best geheel en met al z’n évacuees moet ontruimd worden. ’t Is hun door de Duitschers aangezegd, dat ze naar Boxtel en Oisterwijk moeten gaan. ’t Wordt een vlucht van ’t een naar ’t ander, zonder meenemen van goederen, geheel overgelaten aan de goedheid van anderen. Dan komt het gerucht, dat ook Oirschot totaal ontruimd moet worden. ’t Gaat op een ramp gelijken. Waar moeten we met 8 à 900 man naar toe? En hoe met zieken, kinderen en ouden van dagen? De bron, waar ’t vandaan komt, is niet betrouwbaar, maar op ’n onmogelijkheid lijkt ’t niet. Ik wacht in ieder geval eerst de komst van Frans af en vertrouw op O.L.Heer. Als de nood ’t hoogst is, is de redding ’t meest nabij. We bidden een extra Wees Gegroetje om moed, uitkomst en vertrouwen. In de Notel is nieuw artilleriegeschut aangekomen. Zou mijn beredeneering van vanmorgen niet juist zijn? De fam. Kemps neemt vast maatregelen in verband met een mogelijk vertrek. Ze zijn er nog niet aan gewend iets achter te moeten laten, vooral Moeder wil alles meenemen en in veiligheid brengen. De fam. Smits en ook wij zijn daar reeds overheen, en wij kunnen er ons al bij neerleggen niets meer over te hebben dan hetgeen wij als practisch nut bij ons hebben. Maar misschien geeft O.L.Heer nog uitkomst. Intusschen blijven de bewoners en évacués uit Ronselaar, Driehoek, Aarle enz. voorbijtrekken, en voorspellen ons niet veel goeds. Pakken en op route. Evacueeren: vluchten of weggestuurd?